Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [46]Scheer uw [47]hoofdhaar af, [o Jeruzalem]! en werp het weg, en verhef een weeklacht op de hoge plaatsen; want de HEERE heeft het [48]geslacht Zijner [49]verbolgenheid verworpen en verlaten. 46. Een teken van groten rouw. Zie Job 1:20; Jes.15:2, en onder hfdst.16 vs.6. 47. Het Hebreeuwse woord betekent al zulk haar, dat men lang heeft laten wassen en van welks afschering men zich heeft onthouden. Van denzelfden oorsprong komt ook het woord Nazireer, waarvan te zien is Num.6:2,5; Richt.13:5. 48. Zie Ps.12:8. 49. Of, oplopendheid, overlopende toornigheid; dat is, op hetwelk Hij ten hoogste vertoornd en ontsteld is. Of [gelijk sommigen] dat zijne verbolgenheid verwekt had, in enen zin. Vergelijk Deut.32:19.